Sunday, February 7, 2010

Cendrier

Voorwerpen hebben meestal geen eigennaam. Wat logisch is, omdat men ze ook geen bijzondere eigenschappen toekent die hen onderscheiden van een identiek voorpwerp, en er ook niet de behoefte is om ze via een naam te kunnen identificeren. Hoewel, men kent soms toch een bepaalde gevoelswaarde toe aan een specifiek object dat men juist wel wil personaliseren. Omdat het herinnert aan de schenker, aan de omstandigheden van de aanschaf, of gewoon omdat het bepaalde emoties in herinnering brengt.

Bij ons thuis waren de voorwerpen met een eigennaam eerder beperkt. Om niet te zeggen dat het er maar één was. Het was een ietwat bizarre asbak. Een cendrier om precies te zijn. Het is vreemd hoeveel Franse woorden wij gebruikten. Maar ja, een zekere francofilie werd ons langs moederszijde aangebracht, en als je mijn broer om een beschrijving van grootvader vraagt, zal ‘Le Soir’ daar zeker niet in ontbreken. Die penchant naar het Frans gold evenwel niet enkel het taalkundig aspect, maar veeleer de manier van leven die we ermee associëerden: de stijl van de grootstedeling, met cultuur en ruime interesse; met een generositeit, schril in contrast met het rurale idee dat je moet sparen voor later.
En wellicht was dat ook de reden dat de asbak een naam had.


Mama had hem cadeau gekregen van een man toen ze nog in Brussel werkte, toen ze nog niet wist dat het bestaan haar zou opslokken in een leven met vijf kinderen, toen ze jong, aantrekkelijk en succesvol was. De asbak kreeg zijn naam. Haar relatie met de man is nooit duidelijk geweest voor mij. Wellicht ook niet voor haar. En misschien is dat juist het mooie geweest: dat de illusie een leven lang kon duren, dat de man een abstract idee was, dat in moeilijke momenten kon opgeroepen worden, maar nooit tastbaarder werd dan een asbak op een salontafel.

Ik heb hem nooit gezien. De man bedoel ik dan, de asbak slingerde rond in het hele huis. Het is mij trouwens een raadsel dat ik hem als kleine uk nooit heb laten vallen. Het was een zware glazen asbak in de vorm van een bloemkelk, die zich ellipsvormig openvouwde, met blauwige nerven en violetachtige blaren, een stuk dat het midden hield tussen kitsch en art nouveau. En, toch hij had een zekere charme. Er werd trouwens gretig gebruik van gemaakt: het waren de jaren zestig, en anti-rook-campagnes bestonden nog niet. Mijn broers zaten in hun uitgaansperiode, en ze rookten er lustig op los. Je kon de gezelligheid bijwijlen meten aan de vullingsgraad van de asbak. Er werd gediscussieerd, plannen gemaakt, liefdes gevonden, liefdes verloren, gestudeerd, geslaagd, mislukt. En zo staat die vreemde cendrier symbool voor jeugdig enthousiasme, voor het idee van vrijheid, van onbenutte maar nog openliggende mogelijkheden, van dromen die ooit zullen uitkomen.

En die dromen gaan over op de volgende generatie, samen met de naam van de glazen asbak.

0 comments: